2002/07/23 Leger werkzoekenden aangespoeld aan grens Maleisië
In Nunukan is de grens met Maleisië tergend dichtbij. Slechts een klein tochtje met de speedboat scheidt de mensen hier van het rijke buurland, waar
altijd werk is en de lonen hoog zijn. Indonesiërs weten dat. Uit de hele archipel komen ze naar het houten stadje in het uiterste noorden van Kalimantan
om van daaruit naar de oliepalmplantages, de fabrieken en de huishoudens in Sabah te vertrekken.
Mannen en vrouwen verdringen zich voor de kantoortjes van de koppelbazen en de bemiddelingsbureaus. Nunukan alleen al telt 24 officiële
bemiddelingsbureaus. Iedereen weet de weg naar deze 'PJ TKI's' . Voor elke PJ TKI drommen elke ochtend tientallen gelukszoekers samen. Gelukszoekers van
het buureiland Sulawesi, maar ook van Java en het verre West-Timor.
In de hal van een van de grotere bureaus staan prikborden met foto's van artsen, verpleegsters, technici en computerdeskundigen. Maar de honderd of meer
Indonesiërs die wachten tot hun naam wordt afgeroepen komen niet voor dit soort luxe-banen. Zij komen voor werk op de oliepalmplantages (die zij kebun
noemen: tuin) of in de huishouding.
Nurlea komt uit Bulu Kumbun, Zuid-Sulawesi. Zij wil alles aanpakken. 'Het leven in de desa (het dorp) is zo zwaar. Ik wil niet meer op het rijstveld
werken', zegt zij. Vorig jaar kwam zij hierheen. Een jaar lang heeft zij illegaal in Maleisië gewerkt, voor een loon dat 'net genoeg is om van te leven'.
Dat blijkt overdreven: ze verdient 200 ringit (ruim vijftig euro), twee keer zoveel als een hulp in de huishouding in Indonesië verdient.
Maar illegaal werken is gevaarlijk geworden. Maleisië zet alle illegale Indonesische werkers sinds kort zonder pardon over de grens. Vanaf volgende maand
kunnen zij bovendien zware boetes krijgen.
Daarom is Nurlea naar Nunukan gekomen. Via de PJ TKI kan zij legaal terugkeren naar Maleisië. Het bureau regelt het 'paspoort', de werkvergunning die drie
jaar geldig is, en bovendien een plek om te werken. In ruil daarvoor houden het bureau en de Maleisische contactpersoon samen de helft van het loon in.
"Voor de onkosten", verduidelijkt een medewerker van het kantoor.
De mensen nemen er genoegen mee. Rahim, die net als Nurlea uit Bulu Kumbun komt, zegt dat wie hard werkt in de 'tuin' nog altijd één tot anderhalf miljoen
rupiah per maand (120 tot 200 euro) overhoudt: naar Indonesische maatstaven een vorstelijk salaris. "Maar", zegt Rahim, "dan moet je wel erg hard werken."
In Maleisië werken 750 duizend Indonesiërs legaal, en nog eens enkele honderdduizenden illegaal. Dat enorme aantal leidt steeds vaker tot sociale
problemen. De illegale werkers worden slecht behandeld, moeten het zwaarste werk doen en worden zwaar onderbetaald. Maar ook legale werkers worden
gebruikt, en die pikken dat niet altijd.
In januari kwam het tot rellen toen textielwerkers en bouwvakkers demonstreerden. Die onlusten hebben Maleisië ertoe gebracht hard tegen de Indonesiërs op
te treden. Veertigduizend illegalen werden gedeporteerd en nu geldt er tot augustus een amnestie, zodat illegalen straffeloos kunnen vertrekken. Ruim
tweehonderdduizend Indonesiërs hebben daarvan gebruik gemaakt.
Maar in Nunukan staan de mensen nog steeds te trappelen om de andere kant op te reizen. Meer dan twintigduizend zijn er dit jaar al de grens over geholpen
via de PJ TKI's, plus een onbekend aantal via de koppelbazen. Vooral die laatsten halen het vaak niet.
Tono komt uit Semarang, op Java. Daar was geen werk, het leven was duur, er was geen toekomst voor iemand zonder opleiding zoals hij. Hij heeft meer dan
een miljoen rupiah moeten betalen aan een koppelbaas, die hem gouden bergen beloofde. Vijf miljoen per maand (600 euro) zou hij kunnen verdienen. Tono
geloofde het. Hij verkocht alles wat hij bezat en vertrok naar Nunukan.
Hier zette de koppelbaas hem de grens naar Maleisië over, zonder paspoort. Van werken kwam echter niets: Tono werd opgepakt en meteen gedeporteerd. Terug
naar Java kan hij niet meer; terug naar Maleisië wil hij niet meer. "Dat kost zoveel geld: alleen al een paspoort kost me een miljoen", zegt hij.
Van zijn laatste geld heeft hij nu een kraam gehuurd in een van de markten van Nunukan. Daar verkoopt hij sportkleding. Hij kan ervan leven, eind dit jaar
hoopt hij zelfs genoeg te hebben gespaard voor de bootreis naar Java - niet om er te blijven, maar om zijn familie te bezoeken.
Tono is een van de twintigduizend Indonesiërs die in Nunukan zijn aangespoeld om er voorgoed te blijven. Hij heeft zich erbij neergelegd. Hier is hij zijn
eigen baas en heeft hij te eten. Meer vraagt hij niet van het leven.
Deel dit artikel met anderen:
Recente nieuwsberichten:
•
2016/01/14 Zoekoperatie naar MH370 stuit op scheepswrak 19e eeuw
•
2016/01/13 Voor het eerst overleg religieuze leiders in Maleisië
•
2016/01/13 Discussie over borstvoeding bereikt ook Maleisië
•
2016/01/08 Verwanten vermiste MH370 passagiers: Ze leven nog!
•
2016/01/06 Malaysia Airlines vliegt zonder bagage wegens tegenwind
•
2016/01/05 Koenders wil snel besluit over vervolging MH17-verdachten
•
2016/01/04 Zo'n twintig Russen weten wie BUK-raket op MH17 afschoot
•
2016/01/01 Maleisië: Israëlische zeilers bestaan niet op WK jeugd
•
2015/12/25 Circuit van Sepang dicht voor groot onderhoud
•
2015/12/24 Sultan van Brunei verbiedt Kerstmis
•
2015/12/24 Maleisië: ex-baas zedenpolitie de cel in om verkrachting
•
Eerder gepubliceerde berichten uit 2002
•
Links naar het nieuwsarchief