Om de CO2-uitstoot te verminderen verstoken Nederlandse energiebedrijven steeds meer palmolie. Maar de zucht naar schone
lucht in Nederland gaat ten koste van het milieu elders. De Sumatraanse tijger delft het onderspit.
Zeep, ijsjes, koekjes en margarine, palmolie wordt in duizenden producten verwerkt. De laatste jaren wordt de olie ook
steeds vaker gebruikt als biobrandstof in elektriciteitscentrales. Nederland is inmiddels wereldwijd de grootste importeur
van palmolie. Volgens Irwin Broen van energiebedrijf Essent is de olie bij uitstek geschikt voor de productie van groene
electriciteit. "Als je een energiecentrale hebt die loopt op aardgas en je wilt dat aardgas vervangen door een duurzame
brandstof die CO2-neutraal is, dan moet je een vloeibare brandstof hebben. Je kunt ook olijfolie en zonnebloemolie
verstoken, maar palmolie is de beste oplossing op dit moment."
Essent importeert inmiddels 400.000 ton palmolie per jaar. De vraag naar palmolie neemt wereldwijd toe, en dus schieten de
palmboomplantages - vooral in Azië - als paddestoelen uit de grond. Daarvoor worden grote stukken tropisch regenwoud
platgebrand.
Ruth Pune van de milieuorganisatie Friends of the Earth in Papoea Nieuw-Guinea kan daar over meepraten. Zij groeide op in
het regenwoud. Maar na een afwezigheid van zes jaar herkende zij haar eiland niet meer terug: "Tot mijn verbazing waren
alle plekken in het bos waar wij vroeger gingen picknicken verdwenen. Het hele regenwoud is weg. Als je boven het eiland
vliegt, zie je alleen nog maar grote plantages."
Ook in andere delen van Zuidoost-Azië is de situatie alarmerend. Milieuorganisaties vrezen bijvoorbeeld dat binnen enkele
jaren ook al het regenwoud op Sumatra en Kalimantan zal zijn verdwenen als de vraag naar palmolie doorzet. En dat heeft
grote gevolgen zegt Myrthe Verweij van Milieudefensie: "Er zijn al een aantal soorten verdwenen en een paar soorten staan
op het punt van verdwijnen, zoals de Sumatraanse tijger en de orang-oetan. Daarnaast zijn ook veel mensen afhankelijk van
het regenwoud. De lokale bevolking maakt vaak op allerlei manieren gebruik van het regenwoud. Dat kan niet meer op het
moment dat daar een grootschalige monocultuur van oliepalmen komt te staan."
 |
Orang-oetanbaby klampt zich vast aan dode moeder (Foto: Jo-lan van Leeweun) |
Onze schone lucht gaat dus ten koste van het leefgebied van mens en dier in andere landen, zegt Milieudefensie.
Woordvoerder Irwin Broen van Essent vindt die kritiek te gemakkelijk. "Het is natuurlijk makkelijk roepen. Als
energiebedrijf kun je zo snel niet bewijzen dat het anders in elkaar steekt. Wij kunnen natuurlijk heel goed zeggen dat we
het goed voor elkaar hebben, dat hebben we. Wij halen de palmolie alleen uit Maleisië. Sinds jaar en dag bestaan daar al
palmplantages waar niet alleen olie, maar ook de kokosnoten gewonnen worden."
Maar Myrthe Verweij van Milieudefensie vindt op haar beurt de redenering van Essent te gemakkelijk. "Alle palmolieplantages
staan op plekken waar vroeger regenwoud was. In Maleisië is het alleen al wat langer weg dan in bijvoorbeeld Indonesië of
Papoea Nieuw-Guinea. Daarnaast is het zo dat veel Maleisische bedrijven palmolie inkopen uit Indonesië of Papoea
Nieuw-Guinea. Daardoor kunnen bedrijven hier ten onrechte denken: 'O het komt uit Maleisië, dat zijn oude plantages die op
een goede manier beheerd worden, dus het zal wel goed zitten."
Volgens milieuorganisaties is het weren van palmolie als alternatieve energiebron de enige manier om zeker te zijn dat onze
schone lucht niet ten koste gaat van het regenwoud. Ruth Pune van Friends of the Earth heeft dan ook een verzoek aan de
Nederlandse regering: "Verander het groene-energiebeleid, want op deze manier gaat het ten koste van ons regenwoud."