De voorstellen die in de Europese instellingen circuleren om de invoer van biobrandstof te reguleren, zijn niet compatibel met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie. Dat heeft de Maleisische minister Peter Chin gezegd tijdens een bezoek aan Brussel. Voorlopig is Maleisië niet van plan om een klacht in te dienen bij de WTO. "We hopen dat we het wetgevend proces zodanig kunnen beïnvloeden dat de discriminerende elementen verdwijnen", luidt het.

Vorige week hebben Europese diplomaten een akkoord bereikt over duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen. Verder heeft het Europees parlement ook de doelstellingen verfijnd. Zo moet een aanzienlijk deel van de brandstoffen - 20 procent in 2015, 40 procent in 2020 - komen uit elektriciteit en waterkracht, of van biobrandstoffen van de tweede generatie. Wat de Maleisiërs vooral dwarszit, is het feit dat biobrandstoffen in vergelijking met hun fossiele tegenhangers minstens 35 procent minder CO2 moeten uitstoten.

Daarbij wordt de vooronderstelling gemaakt dat het percentage voor palmolie slechts 32 procent bedraagt, en dus niet beantwoordt aan de Europese criteria. De Maleisische regering beschuldigt de Europese wetgevers van vooringenomenheid. Onze palmolie kan reductiepercentages halen van ongeveer zestig procent, klinkt het. Het argument dat biobrandstoffen niet afkomstig mogen zijn van percelen die de plaats ingenomen hebben van tropisch regenwoud, vinden ze in Maleisië erg pover.