Een consortium van een Chinese bank en Indonesische politici wil 1,8 miljoen hectare regenwoud in Borneo kappen om er enorme plantages op te richten. Die moeten palmolie leveren om margarine, ijsroom en biodiesel te maken.

Officieel is Betung Kerihun een beschermd natuurpark in het noorden van Borneo, aan de grens met Maleisië. Het is een bijna maagdelijk paradijs voor natuurliefhebbers. Orang-oetans en gibbons leven er in de bomen, terwijl op de begane grond everzwijnen en herten worden beloerd door luipaarden en pythons. In het oerwoud leeft ook een van de laatste nomadische bosvolkeren, de Penan. De voorbije drie jaar werden in het oerwoud 361 nieuwe soorten planten en dieren ontdekt. Op één boom werden meer dan duizend insecten geteld. Dit regenwoud bestaat al miljoenen jaren, maar nu lijkt het gedoemd.

Een consortium wil 6 miljard euro ophoesten om het oerwoud te rooien en er palmbomen te planten. De wereld wil alsmaar meer margarine, ijsroom, koekjes en biodiesel en daarvoor is palmolie nodig. De promotoren van de plantages zeggen dat het project op termijn werk zal verschaffen aan een half miljoen mensen in de doodarme regio.

Tegenstanders noemen het hele opzet bedrog. Met het plan zou een uniek natuurgebied verdwijnen. Bovendien groeien palmbomen niet in de bergen en is daarvoor al 2 miljoen ha beschikbaar in de laaglanden van Borneo. Zij vermoeden dat het hele opzet een smoes is om het kostbare tropisch hout te kunnen kappen.

De plaatselijke bevolking is in elk geval niet erg onder de indruk. Ze dromen wel van tijden waarin ook zij een televisie en computer kunnen kopen, maar maken zich geen illusies. "Het zal hier zijn als elders in Borneo. De winst gaat naar de regering en de grote bedrijven, en wij blijven in de ellende. En als de bomen zijn gekapt en de regen komt, spoelt onze landbouwgrond weg", zegt Pius Ongyang, de leider van de Tumugungstam.