Steeds meer Aziatische landen zien zich gedwongen de vaste koppeling van hun nationale munt aan de Amerikaanse dollar los te laten. Nadat Thailand begin deze maand zijn baht na aanhoudende valuta-speculaties moest devalueren - deze munt is inmiddels met 18 procent in waarde gedaald - kelderde de Filippijnse peso sinds eind vorige week met 12,5 procent. Eergisteren zag ook Maleisië zich genoodzaakt om zijn munt, de ringgit, te laten zweven.

Al is de waardedaling van de ringgit met enkele procenten vooralsnog minder scherp dan die van de baht en de peso, ook de Maleisische munt bleek niet bestand tegen de speculatie-golven op de valutamarkt. Gisteren werd het ook onrustig rond de Singapore-dollar, die tot nu toe vanwege de politieke stabiliteit in deze straf geleide stadsstaat gezien werd als 'veilige haven' in Zuidoost-Azië.

Indonesië heeft zich tot nu toe als een van de weinige landen in het regionale dollar-blok weten te onttrekken aan de om zich heen grijpende valuta-onrust. Maar geldhandelaren sluiten niet uit dat de roepia, die overigens door Jakarta minder strak aan de dollar gekoppeld wordt gehouden, het volgende doelwit van speculanten zal worden.

De valuta-onrust in Zuidoost-Azië volgt op een grote instroom van buitenlands kapitaal na de Mexicaanse peso-crisis eind 1994. Hoewel een relatief groot deel daarvan werd gebruikt voor investeringen in het lokale bedrijfsleven, zijn ook flinke geldbedragen gestoken in korte-termijnbeleggingen. Het zijn deze geldfondsen die nu weer in even hoog tempo worden weggetrokken.

Dat gebeurde eerst in Thailand, waar al geruime tijd grote onrust op de financiële markten heerst, maar vervolgens ook in steeds meer buurlanden. Behalve door tegenvallende economische groeicijfers lijdt het imago van de Zuidoost-Aziatische regio ook onder de oplopende politieke spanningen in Cambodja. Een crisis zo omvangrijk als destijds in Mexico, lijkt financiële analisten evenwel niet waarschijnlijk.