2000/10/28 In een bocht van de Sarawak
Ruim honderd jaar bestuurde de Engelse Brooke-dynastie Sarawak als een soort privé-onderneming. De grootste deelstaat van Maleisië is trots op zijn
curieuze verleden. In de hoofdstad Kuching is de erfenis van de Brookes gemakkelijk te traceren.
Kuching schurkt tegen de Sarawak-rivier aan. Loom en sensueel. De hoofdstad van de grootste Maleisische deelstaat die zijn naam ontleent aan een rivier
met een curieuze geschiedenis, ademt onthaasting zonder in lethargie te vervallen.
Vervallen pakhuizen hebben plaatsgemaakt voor een wandelpromenade: het Waterfront, paradijs voor flaneerders dat in de namiddag wordt opgefrist door een
tropische regenbui; fleurig decor voor gerestaureerde gebouwen zoals het Chinese History Museum en Square Tower, een versterking uit 1879 van waaruit
nooit een schot werd afgevuurd. Zou het waar zijn? De geschiedenis van Kuching, van de rivier en van de deelstaat is in bloed geschreven.
De Main Bazaar langs het Waterfront is Kuchings oudste straat en de etalage van het historische Chinatown. De woonwinkels aan de Bazaar - rijen hoge,
smalle panden met bontgekleurde golfplaten- en pannendaken en een galerij van een meter breed - zijn al generaties lang eigendom van dezelfde families en
gaan door voor gave voorbeelden van Chinese shophouse-architectuur.
Een foto van honderd jaar geleden laat vage contouren zien van het huidige hart van de stad. Een nog oudere tekening toont het Kuching dat de Engelsman
James Brooke in 1839 aantrof: een door moerasbossen ingesloten gehucht dat net niet in de modder wegzakt.
James Brooke was de stichter van een dynastie die onverbrekelijk is verbonden met de geschiedenis van Sarawak. Als radja's regeerden de Brookes via James,
neef Charles en diens zoon Vyner ruim honderd jaar over Sarawak. In februari 1946 riep de bejaarde Vyner tot grote woede van neef Anthony, de raja muda
ofwel beoogde opvolger, de bevolking van Sarawak op zich onder het gezag van de Britse kroon te scharen.
Sarawak - drie keer zo groot als Nederland - kon volgens Vyner niet langer als een soort privé-onderneming van de familie Brooke worden bestuurd.
Vlekkeloos verliep de overdracht niet, maar Vyner kreeg zijn zin. In 1963 sloot Sarawak zich aan bij de onafhankelijke federatie Maleisië.
De erfenis van de Brookes, vooral die van de tweede radja Charles, is gemakkelijk te traceren in Kuching. Vrijwel alle historische bezienswaardigheden
zijn te voet of per boot bereikbaar. De bezoeker die het spoor terug wil volgen naar de grondlegger van de dynastie hoeft vanuit Kuching niet meer dan
vijftig kilometer af te leggen.
James Brooke, schrijft een van zijn biografen (Robert Payne), 'zag eruit als een romantische held en gedroeg zich ook zo'. Zo'n typering is voor velerlei
uitleg vatbaar, maar de meeste lectuur over de Brookes, met name over James, is bedenkelijk positief getoonzet.
James was een avonturier die van zijn erfenis het jacht The Royalist kocht dat hij liet bewapenen. Hij bezocht Sarawak in 1839. Zijn vage plannen kregen
een onverwachte wending, toen de sultan van Brunei die - in naam - over Sarawak heerste zijn hulp inriep bij het onderdrukken van een opstand in en rond
Kuching.
Twee jaar later incasseerde James de beloning: hij mocht zich radja noemen van Sarawak, althans van een gebied dat zich uitstrekte van Tanjung Datu
(nationaal park op de uiterste zuidwestpunt van Sarawak) tot de Samarahan-rivier, twintig kilometer ten noordoosten van Kuching. De eerste radja van
Sarawak had een gloeiende hekel aan Chinezen en een even hartgrondige afkeer van 'Hollanders', zijn buren op Nederlands-Borneo (Kalimantan) die zijn
strapatsen argwanend volgden.
James ontpopte zich als een-man-met-een-missie. Piraterij en koppensnellerij moesten worden uitgeroeid en werden tegelijkertijd als excuus gebruikt voor
gebiedsuitbreiding. Twintig jaar later heerste hij over een territorium dat tot halverwege Brunei reikte. Onbaatzuchtig was de hulp van James en later van
Charles niet.
Het honderd meter hoge lanceerplatform dat Civic Centre heet, biedt een uitstekend vergezicht op het vorstendom dat James Brooke in 1841 in handen kreeg.
Het futuristische bouwwerk torent uit boven een stad die landinwaarts uitdijt en op den duur het contact verliest met de Santubong- en Sarawak-rivier.
De groene oases achter het centrum stralen nog altijd koloniale grandeur uit, met lommerrijke villa's die nooit om personeel verlegen zitten, en
overheidsgebouwen die hun strengheid verliezen in geurige, parkachtige tuinen.
Bij het busstation en de oude haven moet onthaasting ruimer worden gedefiniëerd, maar niet voor lang. De turkooizen minaretten en vergulde koepels van de
moskee, die ademloos mooi oplichten bij zonsondergang, markeren de overgang naar de traditie van Kampung Masjid en een trits kampongs op het snijpunt van
de Santubong en Sarawak.
Je doet wat geen enkele toerist doet, hoewel de kampongs evenals de rest van Kuching veilig zijn: je loopt door al die dorpjes waarvan veel namen
refereren aan de islam en de bewoners zich Maleiers noemen, die zich lang geleden in de kuststreken van Sarawak vestigden.
Je wandelt door Kuching, maar niet door een hoofdstad totdat je op de Jalan (straat) Satok stuit, verkeersader en scheidslijn tussen relatieve rust en
Chinese hectiek. Hier beginnen de modernere Chinese wijken waarvan de namen getuigen van grenzeloos opportunisme. De meeste eindigen op garden hoewel er
weinig groen is te bespeuren.
De 'tuinwijken' vormen een ring om het stadshart. Wanneer ze het predikaat garden echt waarmaken, moeten ze tot de chiquere delen van Kuching worden
gerekend. Leuk om uit eten te gaan in een van de clusters van restaurants, maar niet geschikt om geschiedenis te proeven. Daarvoor moet je in een bocht
van de Sarawak-rivier zijn; bij Tua Pek Kong in de schaduw van het Hilton-hotel.
Tua Pek Kong is de oudste tempel van Kuching en gebouwd op een terp waar zich al in 1770, ver voor de komst van James Brooke, een Chinees gebedshuis
bevond. Met de Hian Tien Shian Tee-tempel bij de Jalan Carpenter en het Chinese Historisch Museum, een voormalige Chinese rechtbank aan de Main Bazaar,
vormt Tua Pek Kong een monumentale driehoek waar de wortels van de Chinese gemeenschap liggen.
Het ijskoude museum biedt een openhartig overzicht van de geschiedenis van de Chinese immigranten; van de eerste handelscontacten in de tiende eeuw tot de
duizenden gelukzoekers die in de negentiende eeuw arriveerden, en meedogenloos onderdrukte opstanden. De Brookes, met name James, mochten dan wel niet
veel op hebben met Chinezen, ze hadden hen wel nodig als mijnwerkers en arbeiders op plantages. In 1857 overleefde James ternauwernood een rebellie van
Chinese arbeiders uit de goudmijn van Bau, die brandschattend en moordend door Kuching trokken. De opstand werd in bloed gesmoord. Londen riep er weer
eens schande van en liet het verder op zijn beloop.
Thans zijn de Chinezen na de Dajaks de grootste bevolkingsgroep van Sarawak. Ze zijn in alle lagen van de bevolking vertegenwoordigd. Wie langs de Main
Bazaar, door de Jalan Carpenter of Jalan Padungan slentert, maakt kennis met zeker twintig beroepsgroepen en kan lang genieten van schitterende shophouses
en van wat de Brooke Legacy wordt genoemd, zoals het Court House, het robuuste gerechtsgebouw schuin tegenover Square Tower, voormalig fort, gevangenis,
balzaal en tegenwoordig toeristenbureau.
Maar nergens komt de erfenis van de Brookes zo sterk tot uiting als aan de overkant van de Sarawak-rivier. Een sampan of tambang, een pontje dat
onmiskenbaar reclame maakt voor het yellow label van Lipton-thee, zet je voor een grijpstuiver af bij de steiger van de Astana of Istana, het paleis dat
Charles Brooke in 1870 liet bouwen als huwelijksgeschenk voor zijn vrouw Margaret; tegenwoordig het onderkomen van het staatshoofd van Sarawak die geen
toeristen in zijn nabijheid duldt. Onder het licht van de schijnwerpers kleurt de Astana 's avonds dreigend blauw en lijkt het paleis imposant, maar dat
valt van dichtbij tegen.
De Astana grenst aan een van de vele kampongs op de geaccidenteerde noordelijke oever waar betrekkelijke rust heeft plaatsgemaakt voor onwezenlijke
stilte. Nog veel nadrukkelijker dan achter de moskee op de zuidelijke oever houdt de stad hier op en leven de Maleiers soms nog in traditionele, op palen
gebouwde houten huizen volgens de adat van generaties geleden.
Dit deel van de noordelijke oever is een wandelgebied waar nauwelijks toeristen komen. Zelfs Fort Margherita, een half uur lopen van de Astana, is niet
erg in trek. Het strategisch op een heuvel gelegen bolwerk biedt onderdak aan een door rot en roest aangetast politiemuseum. Nu komt het iel over, maar
ooit maakte het deel uit van een netwerk van versterkingen waarmee de Brookes hun imperium opbouwden. Van hieruit hadden de verdedigers een prima uitzicht
op de Sarawak waarover de Ibans op hun sneltochten in oorlogsprauwen kwamen aan varen of waarin uit het binnenland afkomstige lijken voorbijdreven als
voorbode van een cholera-epidemie.
'Zeedayaks' (een Europese benaming om de Ibans te onderscheiden van de 'Landdayaks') waren de beruchtste koppensnellers van Borneo en kwamen oorspronkelijk
uit het huidige West-Kalimantan. Delta's van mangrovebossen, regenwoud en grillige zandsteenformaties boden uitstekende beschutting om onder de kust
varende schepen te overvallen of landinwaarts rivieren op te varen voor sneltochten onder vijandelijke stammen.
James en Charles Brooke bestreden de Ibans en maakten gebruik van hen. Vooral James was onder de indruk van deze 'edele wilden'. De bezoeker van Mangrove
Reserve, Damai Rainforest of Bako National Park in de delta van de Santubong- en Sarawak-rivier kan zich in deze omgeving van oerbos en oergesteente
moeiteloos in het verleden wanen. Honderdvijftig jaar geleden werd de combinatie natte moesson en regenwoud, die allesverterende vochtigheid, als de
geniepigste vijand beschouwd, althans door blanken.
In het bergachtige grensgebied met West-Kalimantan, veertig kilometer van Kuching, duikt het verleden plotseling op; in een zinderend hete vallei met
enkele langhuizen van de Bidayuh, Landdayaks die met uitroeiing werden bedreigd door de Ibans, maar zelf ook bedreven waren in het koppensnellen.
Tien generaties lang leven de Bidayuh al in Benuk, oorspronkelijk in grotten, later in langhuizen. In één ervan hangen in de nok van het dak keurig
schoongemaakte en gerookte schedels.
Niet ver van deze kampong had James Brooke op een koele bergrichel een optrekje (en een vriendin) waar hij het klamme Kuching tijdelijk kon ontvluchten.
Het was zijn manier van onthaasten.
Deel dit artikel met anderen:
Recente nieuwsberichten:
•
2016/01/14 Zoekoperatie naar MH370 stuit op scheepswrak 19e eeuw
•
2016/01/13 Voor het eerst overleg religieuze leiders in Maleisië
•
2016/01/13 Discussie over borstvoeding bereikt ook Maleisië
•
2016/01/08 Verwanten vermiste MH370 passagiers: Ze leven nog!
•
2016/01/06 Malaysia Airlines vliegt zonder bagage wegens tegenwind
•
2016/01/05 Koenders wil snel besluit over vervolging MH17-verdachten
•
2016/01/04 Zo'n twintig Russen weten wie BUK-raket op MH17 afschoot
•
2016/01/01 Maleisië: Israëlische zeilers bestaan niet op WK jeugd
•
2015/12/25 Circuit van Sepang dicht voor groot onderhoud
•
2015/12/24 Sultan van Brunei verbiedt Kerstmis
•
2015/12/24 Maleisië: ex-baas zedenpolitie de cel in om verkrachting
•
Eerder gepubliceerde berichten uit 2000
•
Links naar het nieuwsarchief